278 J. PAP DE FAGARAS ANTWOORD OP DE
Evenwel moet men veel meer van
die Proefondervindingen verwachten,
welkemet voorbedachten raadewor
den in 't werk gefteld. Wel hoe, zou
den menfchen, die iets anders bedoelen
en op den regten weg niet gefteld zyn
zoo veel kunnen uitvinden, als er van
anderen, die er zich op toeleggen, en
op het regte fpoor voortgaankan wor
den uitgevonden? Hunne arbeid is ge-
iyk aan de omtastingen by nachte, die
flegts van de eene proefnemingezon
der eenige orde waar te nementot de
andere overgaan. 'Gy moet een getrou
wen leidsman volgenwanneer gy in een
vreemd land verkeert. Maar gy vraagt
weiken gids ik zou raaden te volgen in
het maken van Proeven? ik antwoorde,
Plus tarnen longe expeétandum estab experi-
mentiscerto coniilio inftitutis. Quid enim
homines aliud agentesneque in via redta confti-
tuti posièntne tam mulca reperire, quanta, ab aliis
huic negotio intentis, veramque femitam ingrcs-
fis, inveniri posfunt? Palpitationibus noéhirnis fir
miles fuut eorum laboresqui ex uno experimen-
to in aliud, nullo ordine obièrvato, traiïfeunt. Fi-
dum ducem fequaris oportet, fi in regione igno-
'ta verferis. At quem in experimentisducem
iequcndtxm fuadeam, quaeris? Veritatem aliquam,