VRAGE VOOR 'TJAAR MDCCLXXIÏ. 287
Die, welke ons toefchynen, van de
voomaamfte wet, welke wy ontdekt heb
ben, af te wyken, of zonder orde af
te loopenmoet men naarftiglyk optee-
kenen. Mogelyk zal mendoor niewe
proefnemingen, welke men naderhand
maken zalreden van hun beftaan kun
nen geven, of ten minften hunnen fa-
menhang met de overigen leeren ken
nen.
't Geval, de waarnemingen, de proef-
ondervindingende gisfingen worden
dikwylsby het uitvinden van niewig*
hedenonder eikanderen vermengd. De
verbazende uitwerkzelen van den blix-
em hebben reeds de vernuften der ou
den gepynigd. Dat de dieren daar door,
zonder eenig uitterlyk teeken van kwet-
zin-
ta nos docebiü. Ea, quae a principali, quam de-
teximus, lege recedere, vel nullo ordine procedere
videntur, diligenter connotanda. Forte novis ex-
perimentis, in pofterura inftituendis, eorum eti-
am vel ratio reddetur, vel faltim cum reliquis
connexio cognofcetur.
Cafusobfervationes, experimenta, conjeétu-
rae,fecum invicem, in novis detegendis,faepeper-
mifcentur. Stupendi fulminis effeótusjam vete-
nun torferunt ingeaia, Quod. s eo, animaUa, abs
que