bedacht wezen op het verbeterenof het
verwerpen der Vooronderflellingenof
wel op het uitvinden van eene andere.
Wie zou derhalven zulke Vooronder
flellingen verwerpen, die zoo zyn in
gericht, dat zy zekere kenteekenen in
zich bevatten, om door den tyd, dui-
delyk te weetenof zy al of niet met
de Natuur overeenflemmen. Wy wee
ten, dat zoodanig Newtons Vooron-
derftellinge is, wegens de Algemeene
Aantrekkinge, uit welker wet, door de
bereekeninge alleen, kan worden be
paald, hoe de bewegingen der Planee
ten moeten gefield zynwelke danom
dat zy met de Waarnemingen overeen
komen, veroorzaken, dat niemand lan
ger hare waarheid in twyffel trekt. On
der die foort kan ook de Copernicaan-
fche
300 J. PAP DE FAGARAS ANTWOORD OP DE
vf* 'crgr «c %y
da cogitandum est. Quis itaque tales hypothefes
rejieiat, quae ita funt comparataeut certa in fe
contincant criteria, evidenter fuccesfu temporis
cognolcendi, an iilae naturae fint conformes, nec
ne? Talem esfeNewtonianamdSnmverfali attrac-
tione, hvpothefin, fcimus, ex ctijus lege, fiolo cal-
culo definiri potest, quales planetarum motus esfe
debeancqui quia cum oblervationibus qonfentiunt
nemo amplius de veritatc illius dubitat. In banc
etiam clasiem referri potest Copernicana hypothe-
fis