VRAGE VOOR 'T JAAR MDCCLXXIï. 30,1
fche V ooronderftell inge gebragt worden
aan welke, als zynde door zoovele waar
nemingen bevestigd, eene plaats onder
de Wiskundige waarheden gegeeven is»
Zoo nu de Vooronderftelüngen naar
dat rigtfnoer gefchikt worden, zullen
zy niet alleen onfchadelyk, maar ook
zelfs zeer nuttig zyn; want zy zullen
ons opleiden tot waarheden, tot wel
ke wy anders nimmermeer zouden ge-
koomen zyn. Want zoo wy uit deze
Vooronderftelüngen gevolgen trekken,
zullen wy aanftonds bedagt worden,
om dezelve naderhand uit de onder-
vindinge te bevestigen. Zoo zal de
Vooronderftelünge gelyk zyn aan eenen
getrouwen leermeester, die ons leert,
hoe wy de Proefnemingen voor ons zei
ven tot voordeel moeten aanleggen.
Maar
fis, cui tot jam obfervationibus confïrmatae, locus
inter veritates mathematicas adfignatus est.
Quodfi ad hanc normam hypothefes exigantur,
erunt eae, non tantum inno'centes, verum etiam
utilisfimae, ducent enim nos ad veritates, ad quas
fine illis nunquam pervenisfemus. Cum enim ex
his confeétaria elicimusmox de illisa pofteriori
confirmandis, cogitamus. Ita hypothefis erit in-
ftar magiftri fidi, qui, quomodo experimentis ad
noftram utilitatem utamur, edocebit.
Qua