310 J.PAP DE F AGAR AS ANTWOORD OP DE
of famenftellingehet verfchynzel zou
kunnen uitleggen? Of, zoo dit niet
gelukt, zal dit echter tot troost ver«
Itrekken, dat men door proefnemingen,
op grovere deelen der ftoffe toege
past, aantoone, hoe die uitwerkinge,
uit de algemeene wetten der Natuur,
kon geboren worden, offchoon wy de
geheele manierop welke dezelve ver
oorzaakt is, niet duidelyk genoeg kun
nen doorzien. Waarom zou ook de
Natuurkunde hare nadernisfen niet mo
gen hebben?
Dikwyls worden wy op eenen twee-
fprong van Vooronderftellingen gezet,
alzoo de eenenaar het fchynt zoo veel
als de andere, voldoet. Maar't kan niet
zyn, dat dezelfde uitwerkingen uit ver-
fchillende oorzakenmet het zelfde ge-
den
rcg yvy?'rgy vrgï'vgy'trgr1trg?
fi id minus fuccedat, illud faltim folatii loco erit,
experimentain crasfioribus materiae partibus in-
ftituta, oftenderequomodo effeétus ille, ex ge-
neralibus naturae legibus procreari potuerit, licet
ompem rationemqua exortus fitnon fatis per-
fpgétam habeamus. Quidni fuas etiam fcientia na-
turalis habeat approximations?
in bivio faepe hypothefium, conftituimur, hac
aeque, ac ilia, in" fpeciem fatisfaciente. Sed fieri
ïiequit, pt iidem effeétus, ex diverfis causfis, pari