VRAGE VOOR 'T JAAR MDCCLXXII. 3II
mak,wouden verklaard worden. Men moet
by gevolg de Vooronderftellingen met el-
kanderen en met de Verfchynzelen ver-
gelyken, van alle kanten befchouwen,
en op de fchaal der waarfchynelykheid
weegen, zoo er de zekerheid aan ont
breekt. Men moet allerhande foort van
beweginge, ter verklaringe der gewroch
ten, aan de fynere ftoffen niet toe-
fchryvenmaar men moet er altoos de
reden bydoen, waarom dat gewrocht,
en wel op zoodanige en geene andere
wyze, voortgekomen zy. In geene Voor
onderfteliingen byna, door welke men
de opbruifchingen en opklimmingen
der vloeiftoffen in de hairbuizen, uit
de bewegingen der fynere ftoffe, ver
klaard heeft, is dit waargenoomen. Men
moet ook toezien, of eene al te groo-
V 4 te
facilitate explicentur. Ipfae itaque hypothefes Ce
cum invicem, et cum Phoenomenis conferendae,
ex utroque latere fpe&andae, et ad bilancem vero-
fimilitudinis, fi certidudo deficiat, exigendae. Ne-
que ad eftectus explicandos, qualiscunque fubtili
materiae motus adfcribendusled ratio femper ad-
fignanda, quareille, et cur hoe potius modo, quam
alio exortus fit? In nullis fere hypothefibusqui-
bus effervefcentiae et afcenfiones fluidorum in tu-
bis capillaribusex motu fubtilis materiae, funtex-
pli-