j. pap Be fagaras antwoord op dé te getrouwheid der Vooronderftellinge geen achterdocht moet geeven? Men moet dan die uitwerkzelen veranderen, men moet omftandigheden verzinnen, ftrydig met die, welke gebeuren, wel ke, zoo zy uit die Vooronderftellinge gemakkelyk verklaard kunnen worden, ten bewyze verftrekkendat de Voor onderftellinge niet naawkeurig is Men moet ook zyn best doen, dat de Voor onderftellinge het Vraagftuk opgeeve, op dat wy niet duizendmalen genood zaakt zyn met het zelfde antwoord het zelfde Vraagftuk te gemoette gaan. Dit fchynen zy niet opgemerkt te hebben, die loochenen, dat er een ydel is: want, in het opgeeven van de reden der vloei baarheid gaan zy voort tot in het on- ein- •cy* '<X* pllcatae, hoc obfervatum est. Videndum etiam, an non nimia hypothefeos fidelitas fufpeéta esfe debeat? mutandi itaque efFeftus, fingendae contra- riae illis, quae eveniunt, circumftantiaequae,fi commode ex ea explieari posfint, indicio est, hy- pothefin non esle accuratam. Danda etiam opera, ut bypothefis quaeflionem fignatne, millies ean- dem repetenti., toties eadem refponfione cogamur occurrere. Non videntur ad hoc attendisfe, qui -vacuum exiftere ,negantin ratione fluiditatis ex- pU-s

Tijdschriftenbank Zeeland

Archief | 1775 | | pagina 346