VRAGE VOOR 'T JAAR MDCCLXXIL 315
gens de tegenftrydigheid der wetten
beweezen.
In dezen moet men, noch te roeke
loos, noch te vreesachtig, te werk gaan.
En voorwaar! er is eene groote ver-
fchillendheid van Natuurlyke Gewroch
ten. Maar is zy wel grooter, dan die
der Differentiaal Formulieren? Blykt
het niet aanftonds, hoe zoo vele ver-
fchillende Verfchynzelenuit de alge-
meene wetten van beweginge, kunnen
verklaard worden? Het fcheen even on-
doenlyk, om de oneindige differentiaal
formulierenwelke ons voorkomentot
zekere hoofdfoorten te brengen. Een
Algebraisch Oplosfer moet hier denzelf
den weg betreedenwelke een Natuur
onderzoeker betreeden moet; door be-
proe-
patiatur. Juris confulti profecto, fuas de collifione
legum regulas habent demonftratas.
Nee temere in his, neque tamen nimis timide,
procedendum. Est profffjfto ingens naturae effec-
tuum varietas. At num major, quam formularum
differentalium? non ftatim apparet, quomodo tot
diverfa phoenomena, ex generalibus aliquot motus
regulis explicetur. Aeque arduum videbatur, in
finites, quaeoccurruntdifferentiates formulas, ad
fuas clasies, referre. Eadem hie analyftae, quae
na-