VRAGE VOOR 'T JAAR MDCCLXXn. 347
onderling verbindenzoude de befchou-
wing der groeiïng volkomen zyn, dan
zouden wy zo duidelyk zienhoe ee-
ne plant groeit, als wy zien hoe de
wyzer van een horloge zich beweegt;
wy zouden niet door reden, maar door
een zeker inzien oordeelenen de kunst
van gisfen zoude op het voorwerp geen
toepasfing meer vinden.
Maar zo ver zyn wy in de Natuur
kunde nietde wetenfchap der natuur-
lyke betrekkingen is nog zo onvol
maakt, dat 'er geen een voortbrengzel
der natuur is, zelfs onder die allerge
ringst fchynendat zyne duistere zyde
niet heeft, en het vernuft van den be
kwaamden natuuronderzoeker wel haast
uit-
SlSüSlSRSflSSSÜSSSS®!:®
te, Smous verrions ausfi diftinCtement comment la
plantevégète,que nous voyons commentl'aiguille
d'une montre fe meüc; Nous ne jugerions pas par
raifonnement; nous jugerions par une forte d'in-
tuition l'art des conjectures ne trouveroit plus
ion application dans eet objet.
Nous n'en fommes pas la en phyfique: la fqience
des rapports naturels est encore fi imparfaite, qu'il
n'est pas une feule production de la nature parml
les plus chdtives enapparence, qui ne nous pre-
fbnte des cótés obfeurs n'épuife bientót la faga-
cité du plus habile phyficien. Une moldcule de
terre