420 P. VAN DAMME BERICHT Hier aan heeft men toetefchryven dat Nederland zich thans moge beroe men op de uitmuntendlle verzamelingen van alles, 'tgene de natuurlyke hiHorie, oudheden, kunflen en geleerdheid be treft. Deze verzamelingen doen den vreemdeling opgetogen liaanen Hellen de geletterden in Haat om in hunne wer ken daar van, ten algemeenen welzyn, een groot gebruik te maken. Van my- ne jeugd aan, na dat ik eenige be- vattinge van wetenfchappen verkreeg, llrekte zich myne genegenheid vooral uit tot de aloude Penningkunde, welke my, in de tusfchenpozinge van myn beroep, is bygebleven, en zoodanig is vermeerderd, dat ik naar waarheid en me\ alle vrymoedigheid kan zeggen, dat myne Penningkasfe, door den by- Hand van kundige vrienden in alle lan den tot die volmaaktheid is gekomen welke men misfchien te vergeefs in eeni ge byzondere verzamelinge, op zich zelve befchouwd, doorgantsch Europa zoude zoeken. Het Zeeuwsch Genootfchaphier van wel onderricht zynde, en geene gele genheid latende voorbygaanom 'tgene eenigzins tot nut en ophelderinge der be-

Tijdschriftenbank Zeeland

Archief | 1775 | | pagina 454