12 J. VAN IPEREN ANTWOORD OP DÊ
tusfchen de ganfche Natuur alles famen-
fchakelt. Indien newton die kunst
•van Gis fen niet verft aan hadzou hy
ook nimmer den Hemel hebben kunnen in
dringen en er de Geestelyke Stuurlieden
der Geftarntenswelke kepler ver
zonnen had y uit jagen, en er twee IHerk-
tuigelyke Kragten op den throon zetten
aan welke alle de StarrenPlaneten en
Cometen nog blindeling fchynen te blyven
gehoorzamen.
Ik verftae door de Kunst van Gisfen
geene losfe en wilde voorbarigheid in 't
vooronderftellen van vermoedelyke Oor
zaken en Gewrogtenneenmaar eene
oordeelkundige en voorzigtige beramin-
ge van waarfchynelyke famenloopinge
van werktuigenter ophelderinge en
verklaringe der Verfchynzelen. Want
zoo zy met geene oordeelkundige voor-
zigtigheid word aangelegdverdient zy
geene Kunst genoemd te worden, new
ton maakte zig, volgens het oordeel
van Leibnitz en Bernoulli, fchul-
dig aan voorbarigheid in het Vooron
derftellen, toen hy, met locke, de
waereld voor een onvoltoyd werktuig
aanzag, voor een onvolmaakt Horlo-
giedat telkensom zoo te fpreken
van