VRAGE VOOR T JAAR MDCCLXXD. 13
van God moest worden opgewonden en
herfteldalzoo een eerbiedig denkbeeld
der Goddelyke Wysheid genoegzaam
was, om fluks die en andere foortgelyke
ligtvaerdige Vooronderftellingen den bo
dem in te flaan. In tegendeel leert ons
dat zelfde begrip der Oneindige Weten-
fchap van het Opperwezen oordeelkun
dig gisfen en vermoedendat allesin de
bewegingen der waereldfche Lichamen
en in het leven der Natureten minften
doorgaansch, de Wonderwerken alleen
uitgezonderdwerktuigelyk toegaatzoo
van 's waerelds ugtenftond af is toege
gaan en eveneens tot aan de voleindinge
der eeuwen toegaan zal.
De Kunst van Gisfen is ruim zoo oud
als de Kunst van Waarnemen. Zoo
dra was de mensch op het voltoyd
fchouwtoneel der Nature niet nederge
zet of hy nam de wonderen der God
delyke Wysheid aanftonds zoo wel
waar, als de wonderen der Almagt: hy
befpeurde eene gelyktydige famenftem-
minge der dingen en eene opvolginge
van gebeurtenisfen in de Natuurlyke
Hiftorie, die haren genoegzamen grond
in het voorledene haden teffens ook de
gronden en oorzaken van het toekomen
de