1-4 J. VAN IPEREN ANTWOORD OP DE
de behelsde. Van Honden aan redenka-
velde hy over de fchakel der gebeurlyk-
heden en wierd bedagt op het beramen
der Goddelyke Werktuigkunde. In de
ze zag hy de heerlykheid van s'Aller-
hoogHens onbegrypelyke en onnavolg
bare Wysheid gloeyen en gloren fchie-
ten gelyk de Seraphynen reeds voor
hem gedaan hadden. Immers het ver-
Hand van den volmaakten mensch kon
de tweede Oorzaken niet voorbygaan
en eenen Schepper aanbiddendie reeds
rustte, fchoon zyn werk nog gebrekkig
gebleven wasen welken hy zou heb
ben kunnen te gemoete voeren't geen
ALPhonsus, Koning van Castiliën
eensin eene drift van eigenwysheid ge
zegd word te hebben uitgerafeldtegen
de orders en wetten der Nature, van
welke hy nog te weinige kennisfe had
datals het aan hem gedaan hadhy het
Geheelal in eene juister order zou ge-
fchapen hebben.
In de kindsheid befpeurt men reeds
eene aangeborene drift en geneigtheid
om Gevolgen *e trekken uit de Ver-
fchynzelen en tot het onderzoek naar
derzelver Oorzaken op te klimmen. De