VAN VERSTAND EN WILLE. 457
tig of fchadelykdan raakt de wille in
beweegingen word bepaald tot zo ee-
ne gefteldheid, die aan de hoedanigheid
van het voorwerp beantwoord, hy ver
kiest of verwerpten heeft meer of min
der neiging en afkeerigheidnaar maa-
te hetgeen tot het zedelyke behoord in
een meerder of minder trap in de zaake
gevonden word. Deezen zedelyken in
vloed van het Verhand op den Wille
ziet men in aile moralijche handelingen,
en dewyl hier de werking van den wille
het gevolg en de uitflag is van het voor
afgaand oordeel des verftandszo kan
men dit verband een nexus logko-mora-
lis noemen. Daar ligt in elk zedelyk
voorftel, zo met uitdrukkelyk, ten min-
ften ingewikkeld, eene Logifcbe fluitre-
den, die uit voorafgaande of onderftel-
de praemisjen afgeleid word. Het Ver
hand geeft de pracmisfende Wille maakt
de ConclujieDit is zo gegrond op re-
deneerkundige wetten en regelen, dat
de Wille nooit iets begeeren of verkie
zen zal, of het moet zich op de eene of
andere wyze als goed en begeerlyk voor
doen het zydat het in der daad zo
isof dat het ons zo voorkomt. Het
kan zyn, dat zich de Ziel inhaare voor-
F f 5 ftel-