45 8 J. W. PARIS OVER 'T VERBAND Hellingen misgrypt, en van goed en kwaad niet behoorlyk oordeeld, de Wille kan doch zelfs het kwaade niet willen, als onder den fchyn van het goede. Die een zeker inwendig Zedelyk Ge voel willen invoeren, en hetzelve hou den voor het allereerhe grondbeginfel der zedelyke waarheden en verplichtin gen, begrypen de zaaken op eene an dere wyze: Wat men tot hiertoe ge zocht heeft in het erkentenis vermogen en in het oordeel van het verhand en de redendat heeft men federt eenigen tyd willen zoeken in een inwendig, het zy aangenaam of onaangenaam gevoeleven als of de Ziel by het eerhe voorkoomen van zaaken aanhonds gevoelde, wat goed of kwaad is, en wat wy te doen en te laaten hebben, zonder dat het ver hand en de reden daaraan eenig deel hebben, of ons met haare verlichtingen voorgaan. De vraag is niet, of eene welgehelde Zielby een redelyk bezef van het fchoone, edele en betaamlyke van voorkomende zaaken en handelin gen eene inwendigehille en vergenoe gende en daarentegen op het gezicht en bezef van het onbetaamlykelaage en

Tijdschriftenbank Zeeland

Archief | 1775 | | pagina 494