VRAGE VOOR 'T JAAR MDCCLXXII. 15 Naarbootzingezoo gemeen aan kuikens, welpen en kinders, werkt altoos uit een vooruitzigt op de nuttigheid en aange naamheid, welkeer uit het naarvolgen der Ouderlyke daden te verwagten zyn. Deze drift van Naarvolginge is ,zoo 't my toefchynt, eigentlyk de zoogenaamde Inftintt in de Redenlooze Dierenwat ook REiMARUsen anderen van derzel- ver Konstdriften mogen opgeven. Want waarom zou men toch in het Vee iets willen vastftellen, dat niet eenig- zintsin zeker derdemet den aard des Menfchelyken Geflagts overeen komt? Is er geen omloop van bloed en andere levenszappen in alles wat men tot de Dierelyke Waereld brengen kan? In de kinderen der menfchen nemen fchranderheid en oordeel toenaar ma te dat zy langduriger en uitgebreider ondervindinge krygenen zy leeren al- lengskens uit de waar- en proefnemin gen, welke zy maken en van bejaarden dagelyks zien maken, op te klimmen tot algemeene waarheden welke zy daarna in voorraad hebben om uit de zelve ylingsby voorkomende gelegen heid over derzelver hoedanigheden en gewrogten, oordeel te kunnen yellen. De

Tijdschriftenbank Zeeland

Archief | 1775 | | pagina 49