r472 J. W. PARIS OVER T VERBAND niet eene oorzaak zou mogen vooron- derftellenwaar door het lichaamsgeftel in wanorder gebragt, de grovere en fy- nere materie buiten haar evenwicht geb raakt, en voor min of meer onnatuurïy- ke aandoeningen, fchokkingen en be weegingen die wy zelfs niet altoos ge voelig gewaar worden, vatbaar gewor den is. Doch hier laat ik my niet ver der in. Zo veel is zekerdat men uit eene algemeene ondervinding dit gevolg trekken kan, dat zinlyke voorwerpen op zo een onregelmatig lichaam een ge weldigen indruk maaken konnen, zy konnen de vloeibaare deelen in eene driftige en ongewoone beweeging zet ten deeze konnen op haar beurt door haare aanprikkelingen de verbeeldings kracht aan het gaan helpende zinlyke voorftelling, door eene zeer levendige verbeelding onderfteundkan hier door een grooter trap van fterkte erlangen, dan ze anders zou gehad hebben, en dus eene baarmoeder worden van hevi ge en vuurige driften, die tot allerlei ongeregeldheid aanzetten konnen. Dee ze uitwerkingen worden echter by allen niet op dezelve wyze, en omtrent de zelve voorwerpen bevonden« De doffen der

Tijdschriftenbank Zeeland

Archief | 1775 | | pagina 508