l6 J. VAN IPEREN ANTWOORD OP DË
De dieren zelve hebben hunne bepaalde
werktuigen van de Natuur ontfangen,
de Byen by voorbeeld, de Wespen,
de Bevers en foortgelyke fchepzels, over
welker kunstgewrogten wy ons met regt
verwonderen, en deze werktuigen ge
bruiken zy met vermaak, op die wy ze,
gelyk zy die anderen van hunne foort
hebben zien gebruiken.
Sommigen worden door honger en
dorstdat is door trek naar het eigen
aardig voedzeldat zy noodig hebben
gelyk de jonge Eenden, die van eene
hoenderhenne zyn uitgebroed, gedre
ven naar een elementdaar de voedfter-
moeder eene vreeze en innige alkeer voor
heeft. Maar die InflinCl zelve, gelyk
alle zoodanige aangeborene driftenzyn
Algemeene Befluiten, wier waarheid ver
volgens door de Ondervindinge beves
tigd word.Men ziet hier uit (en dit
is werkelyk eene Gevolgtrekkinge) dat
de Natuur zelve veeltyds de Waarne
mingen en Proefondervindingen voor uit
loopt.Apen enPapegayen, die de
menfchen naarbootzenfchynen dit te
doen, uit aanmerkinge van het vermaak
en van de voordeelen, welke zy zig daar
wit beloven; gelykerwys Honden, Paar-