474 j* W' PAI*IS OVER 'T VERBAND
men nu tot een onderzoek, 'tgeen, als
zeer gewichtig, boven al eene ernftige
overdenking waerdig is. Het verband
tusfchen het Erkentenis- en Begeerte
vermogen is in eene groote wanorder
gebragt, hoe moet het herfteid, hoe
moet de wille tot het goede getrokken,
hoe konnen heerfchende zinlyke neigin
gen in tegengeftelde goede neigingen
veranderd worden? hoe gefchied dat?
hoe kan dat gefchieden? Wy gaan vee-
Ie byzonderheden voorby, die hiertoe
ook haare betrekking hebben, en be-
paalen ons by algemeene aanmerkingen.
Myn voorneemen is nietom dit Huk
Theologisch te behandelen. Wat ons
de Openbaaring leerd van een bovenna-
tuurlyk Genadebeginfelwaardoor de
mensch veranderd, zyne krachten en
vermogens vernieuwd, verhoogd, tot
het goede gericht, en daartoe gefchikt
en bekwaam gemaakt moeten worden,
dit zyn waarheden van een hoogeren
rangde reden geeft 'er haare goedkeu
ring en toeftemming aanzo dra ze die
verneemtmaar zy behooren eigentlyk
onder haar bereik niet. Doch hoe en
op wat wyze men ook de werkingen der
genade begrypt, en hoe onmiddelyk en