VAN VERSTAND EN WILLE. 475
phyfisch dezelve ook zouden mogen zyn,
de natuurlyke zielskrachten worden 'er
niet door vernietigd, maar verbeterd,
en zal dat gefchieden, zo moeten die
genadewerkingen ingericht zyn naar den
aartde maate en den faamenhang van
de natuurlyke vermogens en werkzaam
heden der ziele. Daarom laat die vraag,
hoe de mensch verbeterdhoe hy goed
en deugdzaam moet worden eene Phi-
lofophijche befchouwing toe, die zich
grond op de natuur en inwendige ge-
lleldheid van de zielevan haare ver
mogens en werkingenen al zulke waar
heden die daar uit afgeleid konnen
worden.
De Wille kan zich tot het goede niet
neigen en bepaalenof daar moeten be
weeggronden zyn, die hem daar toe
dryven en aanzetten. Daar is nietsof
het moet een genoegzaamen grond en
reden hebben, waarom het zo en niet
anders is. Iets willen, zonder dat 'er
eenige reden is, waarom men het wil,
is al zo ongerymd als dat 'er iets zou
zynwaar niets is. Zonder motiven kan
'er geene neiginggeene verkiezing,
geen voorneemen en befluit zynen die
tnotivsn moet het verftand voordellen.