'486 J. W. PARIS OVER 'T VERBAND de krachtigte motiven, om den wille te neigenen die zyde te kiezenwaar men ziet, dat een waar geluk en we- zentlyk voordeel voor ons gelegen is. Niet alle waarheden, niet alle voortel lingen van onze verpligtingen brengen het gemoed in beweeging, en dringen tot heilzaame befluiten, zy doen het dan maar eerst, wanneer ze ons in haa- re belangen trekken, door ons te ver zekeren, dat 'er onze eige volmaaktheid aan verknocht is. 't Is niet genoegdat men iets als goed en kwaad kenne, en als zodanig daarvan oordeele, zal de wille geneigd wordenen eene verkie zing maakenzo moet 'er dat byzonder oordeel bykomendat het goed of kwaad is in betrekking tot ons zeiven. Wanneer de voortelling van het ver- tand met dat byzonder oordeel niet gepaard gaat, zo heeft de kennis, al is het, dat het vertand zich met de fchoonte waarheden bezig houd, geen rechten invloed op den wille. Dit is het dan, zo als ik denk, dat aan de kennis der zedelyke waarheden, en aan de voortelling der beweeggron den, die daartoe dienen, haar rechte leven en kracht gee ven moet. Niet als of

Tijdschriftenbank Zeeland

Archief | 1775 | | pagina 522