488 J. W. PARIS OVER 'T VERBAND befchouwingen dat altoos met betrek king tot ons zeiven, tot onze daaden en verrichtingen en tot de gevolgen van dezelveworden goede neigingen on derhouden gevoed en verfterktdeugd en pligt begint dan voor de ziele be- koorlyk te wordenhaare kennis word hoe langer hoe levendiger; daar ont- ftaan welbedachte voorneemens en be- fluiten, en eindelyk word de fomme van goede indrukken, neigingen en be weegingen grooter, dan de indrukken, die de zinlyke voorftellingen en tegen- geftelde bevindingen hebben veroor zaakt. Dit geeft aan de ziele eene be paalde richting, en eene overhellende en heerfchende neiging tot het goede; ieder waarheiddieze leerd kannenbe- fchouwdze in geen ander gezichtspunt, dan die het volbrengen van haaren pligt tot een oogwit heefthaare begeertens bepaalen 'er zich by, zy dringen tot daadelyke uitvoeringzy krygen een overwicht in de zieleen hierdoor wor den kwaade begeertens t'ondergehou den, en tegengeltelde neigingen zo ver zwakt, dat zy de kracht verliezen, om zich lang ftaande te houden. Door de Oefening verkrygt men eene tiebz

Tijdschriftenbank Zeeland

Archief | 1775 | | pagina 524