l8 J. VAN 1PEREN ANTWOORD OP DE Alle de Verfchynzelenwelke zig aan onze aandagt voordoen kunnen ge- voegelyk als zoo vele Proefondervindin- gen en Waarnemingen worden aange zien, voor zoo verre wy die befchou- wen en befpiegelenen voor zoo verre die Befpiegelinge ons ltoffe verfchaft en handleidingeom over derzelver aard en byzonderheden te vonnisfen. Ik voe- le eene Aardbevinge, ik hoore haar ge druis, en ik zie er de nare gevolgen van. Wat gebeurt er? Myne ziele ontroert, myn harte popelt.Ik vreeze, en ik verwondere my al bevende.De vree- ze doet my uitzien naar waarfchynelyke middelen van beveiligingezy dryft my ten huize uit. Ik onderfteldeom dat het anderen meer gebeurd is, dat my het dak, de gebindten, de zolderingen boven 't hoofd zouden kunnen inftorten. Naawelyks ben ik een weinig tot be daardheid gekomen, of de Verwonde- ringe doet my vragenwat is de Aard bevinge? waar uit ontftaat zy? Myn verftand zoekt fluks de oorzaken in de afgronden. In de onderaardfche afgron den moeten er mynen zyn aangeftoken geweest, niet ongelyk aan de mynen voor eene vestingeen dus moet er vuur zyn

Tijdschriftenbank Zeeland

Archief | 1775 | | pagina 52