502 J. F. HEN&ERT OVER DE VRAAGSTUK. 2i Uit de gevondene aequatie voor de graaden des meridiaans 18de hoe ken GLT en de afftanden TL voor eene gegevene poolshoogte afteleiden (Fig. 3.) OPLOSSING. (Fig. 4.) ÏDe kromme lyn OEP vertoont den meridiaan der aarde, wiens graaden door de aequatie a bx2 ex4 bepaald zynby P en O zyn de poolen. Het knolrond uit de omwenteling der figuur ■OEP om den as PO geboren, zal dus de gedaante der aarde volgens onze hy pothee voorftellen. PO is de aard-as en CE de ftraal des evenaars. Uit de lengte Van -een graad M m vindt men de leng te van den ftraal MN des cirkels door deze proportie3141 1 1800 X M/72 MN, dus is de ftraal MN 57, 2958. Mm ~cc. Mm ftellende a 57, 2958. Nu is de lengte van een graad =a a -f bx"- cx4, dus de ftraal des cirkels, waartoe de graad behoort, gelyk aan -a (a b x2 -j- c x4). De krom ten der kromme lynen worden met de kromte van een cirkel vergeleken, om- derftellende op eenen zeer kleinen boog van

Tijdschriftenbank Zeeland

Archief | 1775 | | pagina 538