22 J. VAN ÏPEREN ANTWOORD OP DE ongewrongene neiginge zyner fchran- derheidzonder welke zyn Oordeel nog vuur nog leven hebben kan, Foei! zou een welmeenend Natuuronderzoeker dat edel vermogen't geen hem tot de alge- meene kundigheden alleen kan opleiden, en zoo zetregels uitvindenwelke het oordeel onmogelyk derven kanverloo- chenenenwegfmyten en al het nuttige en yermakelyke zyner Natuurkennisfe, welke de Schranderheid, dat is het ei- genaartig vermogen om gelykvormighe- den te ontdekken, alleen kan opleveren, met de voeten treden en verfchpppen? Zulk een Gevolgtrekken tot de Gelyk- yormigheiu kan niemand aan eene zyde zettenof hy moet de Natuur van zyn eigen hert verzaken, en zyne ziele in een wezen veranderendat van de voornaam- fte eigenfchappen van eenen vernuftigen geest ontbloot is, De Gelykvormighedenwelke de Schranderheid uitvondwaren de Ana- logicnuit welke de Rangfchikkingen Vail LÏNNJEUS, REAUMUR, KLEIN en andere vermaarde Schryvers der Na- tyurlyke Hiftorie geboren zyn. Dus kwam men derhal vendoor hef befchom wen

Tijdschriftenbank Zeeland

Archief | 1775 | | pagina 56