WAARE GEDAANTE DER AARDE. 539
ten te vinden. Aangezien het verfchil
der meridiaans-deelen op beide paskaar
ten hetzelfde is; zo volgt, dat de ge-
woonlyke paskaarten den cours tusfchen
40 en 50 graaden breedte zeer wel be-
paalenof fchoon de meridiaans lengten
op zich zelf op beide kaarten merklyk
verfchillen.
2) Een fchip begint zynen cours onder
50° breedte W. N. W.en komt tot
de hoogte van 6o°; hoe groot is het ver
fchil der zee-lengtenop beide kaarten
Op de fpherifche kaart is het verfchil
der meridiaans-deelen
4527 3474 1053', dus het ver
fchil der zee-lengten
1053' tang. 67° 30' 2542 420 22'.
Op de fpheroidifche paskaarte is het
meridiaans-verfchil=4540- 3494=1049',
dus het verfchil der zee-lengten
1049' tang. 67° 30' 2533 420 13'.
Dus ontftaat uit de fpherifche kaar
ten eene dwaaling van 9' of 5l deel van
een graad der lengtenu is een middel
graad der lengte tusfchen 50 en 60 graa
den breedte omtrent 14 mylen$ 13, dus
zoude de dwaaling maar 2^ myl bedraa-
gen,
3.) Hoe