542 J. F. HENNERT OVER DE brengen. Het verfchil der asfen uit on ze hypothefe afgeleid grooter zynde dan uit de Elliptifchebehalven die van Maupertuisdie dat verfchil op fielt; kan men de uitkomften van onze onder- ftelling als uiterften aanzien, die de groot- fte veranderingen bepaalen, aan welke de Theorie der maan en de navigatie onderhevig zyn wegens die van de Iphe- re afwykende gedaante der aarde. Die uitkomften omtrent de Theorie der maan zullen dus weinig verfchillen het zy dat men de onze, of de ellipti fche hypothefe van Newton en Mauper tuis welke het verfchil der asfen op en f£8 gefteld hebben, aanneme. Maar omtrent de wasfende breedten verwy- dert zich onze hypothefe merkelyk van de gewoone. Als men met Newton het verfchil der asfen ¥'5 fteltzo is de lengte der meridiaans-deelen Z z- 30'# (zie myne Element a art is nauticae 652), dus is de corre&ie, 30' x altyd negatif en niet grooter dan een halven graad namentlyk onder den pooldeswegen zouden de gewoone paskaarten geene verandering moeten ondergaan. Het is aanmerkelyk, en wy laten het ternaade- re beoordeeling over, dat de gemelde cor-

Tijdschriftenbank Zeeland

Archief | 1775 | | pagina 578