VRAGE VOOR 'T JAAR MDCCLXXÏI. 23
wen van ettelyke wezens, die onder
eene foort behooren, door het bekyken
van menige Verfchynzelsdie, ineen
zeker derde, overeenftemmen, tot een
algemeen befluitnopens de eigenfchap-
pen, hoedanigheden, uitwerkingen van
vele dingen fchoon men egter de ove
rige Wezens en Verfchynzels, tot die
foorten behoorende, onmogelyk alleen
ieder afzonderlykwaarnemen kan. In
dien dat vereischt wierd, dat men al!e
voorwerpen van eene foort in oogen-
fchouw moest nemenom een voorzig-
tig Natuuronderzoeker te worden, zoo
zou men of moeten wanhopen van ooit
de Natuur behoorlyk te kunnen door-
fnuffelenof ergens zoeken te markt te
gaandaar men ten minften een zweem-
fel van alomtegenwoordigheid~en alwe-
tenheid opkogt. Zal er dan immermeer
een Wysgeer onder de menfchen op-
ftaanhy zal voorwaaruit de hem be
kende Waarnemingen en Proefonder-
vindingen Gevolgen moeten trekken:
hy zal de Waarnemingen, op de Mane
gedaan moeten afzonderen van diewel
ke men op Jupiter en zyne Trawanten
doet hy zal de Proefnemingen der
Mlettriciteit onder hare byzondere foort
B 4 moe-