546 W. SCHORER OVER ren heb? het antwoord is gereed: om dat helaas! gelyk men weet, in zekere nabuurige flad twee jonge Officieren, noch niet in den bloei van hunne jaaren, maar in de vroege lente van hun leven elkander voor het piftool hebben uitge daagd en eens en andermaal een kogel gewisfeld, tot dat eindelyk één op dat bed van oneer fchandelyk is gefneuveld. En dit geval is oorzaak geweestdat ik dagt niet ondienftig te.zyn, de dwaas heid, dolheid en godloosheid onzer tweegevechten, of zoogenaamde duellen te ontvouwen derzelver oorfprong na. te gaanen ware het mogelykde ge paste hulpmiddelen om deze zoo onzin nige handelwys tegen te gaan, aan de hand te geven. Ik durf my niet grootelyks met eenen gewenschten uitflag vleyen, wetende dat vermaarde mannen reeds voor lang hunne vermogens dienaan gaande vergeefsch gefpild hebben. My is bekend dat paulus merula fa) reeds ten jaare 1592eene naamlyst van Schryvers, die zoo opzettelyk als in 't voorbygaan deze ftof behandeld heb ben heeft opgegeven. De Utrechtfche Hoog- (a) Manier van Procederen,Lib.4.Tit.2.Cap.5. bladz. 170.

Tijdschriftenbank Zeeland

Archief | 1775 | | pagina 584