556 W. SCHORER OVER Schynt die fluitrede niet uit het zot- of dolhuis oorfpronkelyk, kan men zich iet dwaazer verbeelden De woeste Hottentotten en onbefchaafde Samoje- den zouden ze met verontwaardiging en algryzen hooren. Maar laten wy het geval omkeeren en ftellendat de aanvaller in het tweege vecht gewond worde; indien nu, vol gens het aangenomen onzinnig gevoelen, eene bekomene wonde die kracht heeft dat zy eene moedwillig aangedaane ver- ongelyking kan heelendan volgt nood- zaakelyk dat de gewonde door dezelve ten hoogden vereerd is. Is het dan u, verongelyktete doen, om hem, die u verongelykt heeft, eenige eer of voor deel toe te brengenbegeeft gy u daar toe met hem in een tweegevecht? En wat voorzichtig man zal immer zich in een zaak begeven, die op zyn voordeeligst uitvallende, hem ten min- ften eeuwig kan berouwen. Men mag 'erover uitroepen, o verderffelyke ge woonte! Quid nan mort alia cogis potior a! Men heeft ook gekroonde hoofden ge vonden, die met volkomen recht het beeld van Mavors in hun wapen zouden mogen voerenen echter deze afgryze-

Tijdschriftenbank Zeeland

Archief | 1775 | | pagina 594