562 W. SCHORER OVER
zeggen ik vond dat gevoelen te laag
het oordeel der weereld fckeen my veel
wyzer, en ik vond niets edeler dan de
wraak. Ook hong ik af van het daar
tegen aanloopend gemeen gevoelen en
ik achtte het wysheid daar van aftehan-
gen; ik droeg een degen, ik was een
Edelman, en zouden zulke onderfchei-
dingen niet eenige voorrechten verdie
nen? ik ontfloeg my des van de gemee-
ne wetmyne eer vorderde U niet te ge
hoorzamen. Gy had de gevoelens van,
en de zucht naar eer in mynen boezem
gelegd; ik ftelde die, in liever om te
komen, dan een zuur opflag te verdra
gen. De hoon dien men my aangedaan
had, was in zich zelf niets; hyzou zelfs
voor ieder ander niets geweest zyn
maar ik vond vermaak in dien aantemer-
ken als de grootfte verontwaardiging ten
mynen opzichte. Oordeel zelf, of ik
niet beter deed den dood te kiezenbo
ven de fchande van te leven zonder al
les gewaagd te hebben, om niet als een
eerioos man te leven. Dus ziet Gy
voor U een man vol moedsik ben wel
als een booswicht geftorven, echter niet
als een bioodaart, en zoo myne wraak
niet volkomen is uitgevoerd, leg daar
van