DE TWEEGEVECHTEN. 569
deren, fchoon uit eigen lyfs noodweerheeft
ter neer gelegd, is een voorwerp van ver-
wondering voor andere volken. God fpreekt
zoo eenen vryen het Gemeenebest ver
oordeelt hem ter doodterwyl het hem be
klaagt, Zy offert aan het gemeene wel-
zyn een menscb op, die ongelukkig is,
zonder fchuldig te wezen. En ik zie
waarlyk geen de minde reden, waarom
ik niet gerust dit gevoelen zoude durven
onderfchryvenik twyffele toch zeerof
niet wel dezen en genen op een eerloos
fchavot hun leven verloren hebbendie
nimmer in de Goddelyke vierfchaar aan
mandag fchuldig dondenen het onge
lukkig dachtoffer der onkunde geweeest
zyn, alleen door misverdand hunner
rechteren die zich meenden van hun
nen plicht te kwyten.
Kan men van de menfchelyke zwak
heid zoo veel koelheid van geest vergen
dat iemand alle omdandigheden wikke
en wege, en wel in zoo een tyddip dat
hy zich op het onverwachtst in het groot-
de levensgevaar bevindt ja, moet by een
aangevallenen de fchrik niet oneindig
vermeerderen, en zyne denkenskracht
niet oneindig verminderen en gefchud
worden, wanneer hy overdenkt denaau-
Nn 5 we