franschfn schrijfstijl. 585
16. De tweede ongereegeldheid,
die daar mede verbonden ging, was,
dat in het eene jaarverfcheide dagen
in 't laatjlevan Maartof in 't eerjle van
Jlpril, in 't geheel moesten ont
ere e k e n doch dat die zelfde dagen
in tegendeelin een ander voorgaand of
volgend jaar dubbeld kwaamen. Bij
voorbeeldIndien in 't eene jaar de eer-
fte Paaschdag viel op den 22 Maart, en
int volgende jaar op den 11 April, dan
kwaamen de xx tusfchendagen van 23
Maart tot 10 April, tweemaalen voor
in een en 't zelfde jaarte weeten eens
in deszelfs beginen eens in het einde.
17. Hier uit fproot de noodza
kelijkheid om altoos bedacht te wee
zen op den tijdwanneer in elk reeds
verloopen jaar, de Paaschdag was inge
vallen, zoo dikwils men voorleedene
gebeurtenisfendie tot de vier eerjle
maanden van eenig jaar behoordenhad
te beöordeelen.
18. Tot dat einde had men door
gaans paaschtafels (f) in Alma
nakken geplaatstof afzonderlijk gefteld,
bij de hand.
O o 5 19. Ook
(f) paaschtafels; Joh. van de Water Voorr.
voor 't Utr. Plakaatboek.