feest der Jooden(1) als het eerfte Feest in rang én waardigheid, het jaar van Paafchen zouden hebben begonnen. Want men behoeft, om het tegendeel te zien, alleen den Brief te leezen, die Keizer Conjlantinus (m) na 'tgehoudene Concilie van Nice'ên in 't jaar 325fchreef aan alle de kerken onder zijne Heer- fchappijten einde zij niet te gelijk met de Jooden, (welker Paaschdag verwisfeit op alle dagen der weeke) maar altoos op Zondaghet Paaschfeest zouden vie ren. (9.13.) 2 6. Anderen gisfen, dat de Stijl der Paaschjaaren zoude zijn gefprooten uit het Taf eiken (n)of Bordeken't welk van ouds pleeg gehangen te worden aan de Paaschkaars (Pafchalis Cereus)die men op den Zaturdag voor Paafchen of Paaschavond (bij den aanvang van het Paasch- 590 A. 'SGRAVEZANDE OVER DEN (1) PAASCHFEEST DER JOODEN'. ZOO wil Ma- billonvolgens B. Huydecoper bl. 312. (m) const anti nus. Deeze briefis onder anderen in C. Baronii Anna!. T. III. p. 307. (n) tafelken. B. Huydec. bij M. Stoke I. D« bl. 312314. Hermannus Gygas in Flor. Temp. feu Chron. Üniverf. p. 53. wil, dat Paus Zozimus, in 't jaar 422. het wijden van de Pajschkaars hebbe vastgefteld't geen andere noch vroeger ftellen. Zie Joh. Ger. Meufchenii Glosfar. Barb. Latin, in 't woord Fafchalis Cereus. Lugd. Bat. 1743. in 4,

Tijdschriftenbank Zeeland

Archief | 1775 | | pagina 628