ÓO4 A. 'S GRAVËZANDE OVER DEN Weshalven doorgaans de brieven der vier eerjie maanden van elk jaar ver* keerdf dat is, een jaar te vroeg geplaatst zijn, en dus de voorjaarsbrieven van 1567. voor Meij 1566. en die van 1568. voor aan in 1567. zijn gefield, en zoo vervolgens. <5- 48. Even zoo is in de verzamelinge der Sententiën van den Hertog van Albay door Jacob Marcus te Amflerdam 1735. in o&avode Hofflijl (fchoon dezelve hier en daar geteekend flond) door den uitgeever niet waargenoomenweshal ven fommige Sententiën reeds gefield zijn in 't voorjaar 1568. of fchoon het bijvoegfel toondedat zij (naar den Hof- ftijl) tot het jaar 1569 behoorden. Waar bij men (volgens 't getuigenis van den genoemden Johan van de IVa- terook het Gelderfche Plakaatboek kan voegen, als waar in foortgelijke verzin ningen plaats hebben. <5. 49. Hier koomt bij eene derde nut tigheid dat men door deeze aanmerkin gen geleegenheid ontfangt, om zoo wel van Losfe Chartres, brieven en andere Hukkenals van de vernaaien der Ge* Jchiedfchrijveren van verfcheide Land aard en woonplaats, het rechte ge bruik

Tijdschriftenbank Zeeland

Archief | 1775 | | pagina 642