VROEDKUNDIGE WAARNEEM1NG. 6l% gen der zogbuisjes een geel weiachtig vocht uit de tepels drukken. De beenen en dyeninzonderheid de linker, waren zuchtig gezwollen. De uitwendige fchaamdeelen waren natuurlykdoch de opening der pisweg hoog opwaarts onder den boog der fchaambeenderen te rug getrokkenen het was niet mogelykmet eene fonde in dezelve te komen. By het onderdaan, vond ik de baar moeder hoog geplaatsten de moeder- mond als het ware, op de hoogte van de bovenfte opening van het beenig bek ken en tevens nader aan de fchaambeen deren dan gewoonlyk (c). De moeder- mond was daarenboven flap, verlengd en openzo dat ik den vinger binnen derzelver hals tot op de vliezen van het eij konde inbrengen (d). Het achterfte gedeelte van den rand der moedermond hing weihlg minder laag binnen de fche- de dan het voorfte. Het bekken was door eene zachte zwelling van den achter kant der fchede merkelyk vernaauwd(e); welke vernaauwing ik alstoen aan den, Q,q 4 door (c) Ibid. Cap. VII. 2. '(d) Ibid. Cap. VI 7. VII. 2. (e) Ibid. Cap. VII. 2.

Tijdschriftenbank Zeeland

Archief | 1775 | | pagina 653