6l8 A. BONN ONTLEED- EN De baarmoeder wastusfchen deeze beide, in het bekken als ingeperscht: maar, op welke eene wyze? De hand lusfchen de baarmoeder en den endel darm in te brengen, was volftrekt on- mogelyk. De eijerftokken lagen ter zyde op den rand van het bekken. De trompetten van Fallopius liepen achterwaarts in hetzelve. De ronde ban den der baarmoeder ftrekten zich van daar naar de buikringeneenigfms ge spannen uit. Om deze tegennatuurlyke legging der baarmoeder des te beter te leeren kennen, en dezelve het minst te veran deren maakte ik eene kruiswyze infny- ding op dat gedeelte't welk boven het bekken uitpuildewaarna zich de vlie zen van het eijdoor het water uitge zet, met dezelfde bolronde verheven heid vertoonden; en, na affcheiding van een deel van het adervlies, het doorfchynend lamsvlies, en, binnen hetzelve, de voeten van het kind, naar boven gekeerd, zich allerduidelykst op- deeden. De vrucht hierop, met de door de fchede ingebrachte vingeren, naar boven opgeftuwd hebbende, bleek het, dat dezelve met het hoofd neder waarts

Tijdschriftenbank Zeeland

Archief | 1775 | | pagina 656