VRAGE VOOR 'TJAAR MDCCLXXÏÏ. 31
/ven van het Prisma, de Camera Obfcura
de Schaduwen en Gezigtpuntente
doen begrypen?
Voormaals weigerden foitimige Na
tuuronderzoekers volftrektelykdat er
eene fynere Vloeiftoffe dan de Lugt, in
onzen Dampkring aanwezig zou zyn:
zy hielden een waar Ydel ftaande, en
uit die ligtvaerdige Vooronderftellinge,
trokken zy gevolgen, welke zy niet noo-
dig hadden. Maar nu, federt hun de
Elettriciteit de oogen geopend heeft,
vinden zy weldegelyk eene zoodanige
fynere doffe, welke de uitgepompte klok
vervult, en in de Lugtledige ruimte ver
bazende Verfchynzels voortbrengt. Zoo
danige Proefnemingen leeren ons dan
ten mindendat de Natuur onuitputte-
lyk is, dat er nog oneindig fynere Ele
menten en Vloeiftoffen in kunnen voor
komen dan diewelke men nog heden
kent, of immermeer wegens de zwak
heid van het gezigtzal kunnen ontdek
ken. De Vooronderftellinge van het
vlugge Zenuwvogt, dat men Levens
geesten noemt, krygt door die Gevolg-
trekkinge eenen hoogeren trap van
waarfchynelykheidterwyl alle de Stel-
zels, welke men, tot hiertoe, ter oplos-
fchirv