654 J* W. TE WATER OVER HET
verwonderen, dat fommigen zich aan 't
begraven in de kerken dooten en daar
tegen uitvarenals iet oneigens en on-
betamelyks. Hy zal, vermoedelyk,
zoo weinig in Nederland als in Enge
land, groote begundigers van dit zyn
gevoelen aantreffenmaar veel eer hef
tige bedryders.Of de denkbeelden
van zyne wederdre veren enkel ontdaan
uit eene al te ver gaande en kwalyk be-
grepene naauwgezetheid, wil ik gaar
ne overlaten aan elks oordeeldie den
oorfprong en de fchadelykheid van het
hedendaagsch gebruik, te voren aange
wezen, in aanmerkinge zal nemen.
Men kan't is waarzorge dragendat
de grondflagen der kerkgebouwen geene
fchade lydenmaar is 't wel zoo ge-
makkelyk, de fchadelyke uitwaasfemin-
gen van 't verrottend vleesch te verhin
deren? Ik denke, neen: ten ware men
befloot, elklyk in een gemetfeld graf,
afzonderlyk, neerteleggen, en zooda
nig graf nooit nade'rhand te openen,
om 'er een ander lyk bytezetten. Dan
hoe haast zouden de grootde kerken,
vooral in volkryke dedenin zulk ge
val te klein worden ter bevattinge van
de dooden Daarenbovenhoe zoude
het