<558 J. W. TE WATER OVER HET
om had het begraven in den tempel en
fynagogen dan ook geen plaats by de
oude Jooden? Zegt men hier op, dat
dit moet worden afgeleid uit de fcha-
duwachtige wetten onder dat volkwel
ke nu geheel afgefchaft zyn, ik vraag
wyders, waarom dan niet by de eerfte
Christenenonder welken zoo veele uit
muntende voorbeelden van heiligheid
waren De lichaamen der geioovigen
wel is waar, zyn tempelen van den h,
geest; maar zou het befluit, daar uit
ontleend, eenigen klem hebben, dan
moest men konnen vastftellen, dat die
lichaamen noch zulke tempelen blyven
na hunnen dood, 't welk niemand zal
ftaande houden, of dat zy aan geene
bedervinge en verrottinge zyn bloot ge
field 't gene de ondervinding duidelyk
tegenfpreekt. Het is derhalven niet on-
betamelyk, maar veel eer redelyk, ook
de lichaamen der geioovigen, na hun
nen dood, buiten de kerken en fteden
te fluiten, op dat de levenden daar door
geen hinder lyden aan hun leven en ge
zondheid.- Men zal, waarfchynlyk,
noch tegenwerpen, dat de naaeelige
gevolgen van 't begraven in de fteden
pn kerken, vooral in ons land, zeer
zeld-