30 J. VAN IPEREN ANTWOORD OP DE descartes ell mallebranche Zyil te verre gegaanzy hebben roekelooze Vooronderftellingen gefmeed, Descar tes inzonderheid, welke, ter ophelde- ringe der ware Natuurkunde, daarom niets dogtenom dat even die Vooron derftellingen onverftaanbaar bleven, en meer voor verzonnene en verfierde Ver- fchynzelen, dan voor Verklaringen van aanwezige en waargenomene Verfchyn- zelen te houden waren. Niettemin had den ook deze Vooronderftellingen hare nuttigheiden die nuttigheid behouden zy nog, voor zoo verre zy in de Na- tuurlyke Hiftorie van het Menfchelyk Verftand eene plaats bekleeden moeten, en ook voor zoo verre zy ons doen zien, hoe de Redeneerkunde ligtelyk mis kan vallenin het beoordeelen der vermoedelyke Oorzaken van de Natuur kundige Gebeurtenisfen vooral indien zy zig te veel toegeeft aan het woest en wild beramen der denkbeelden, welke eene fchrandere Inbeeldingskragt zig voorftelt, als konden dezelve volftrekken tot het verklaren van fommige voorval len der Natuurgefchiedenisfe. Ondertus- fchen word het Vernuft en de Schran derheid, door zulke voorbarige Voor- on-

Tijdschriftenbank Zeeland

Archief | 1775 | | pagina 70