VRAGE VOOR 'T JAAR MDCCLXXfl. 6l
kert de Natuuronderzoeker zoovele be
ginzelen en zetregelen van Gevolgtrek
king^, ter nadere ontdekkinge der we
gen, welke de oneindige Wysheid van
den Schepper inflaat, om de Oorzaken
en Gewrogtenop de allerkunftigfte en
gevoeggelykfte wyzeter bereikinge ha-
rer aanbiddelyke oogmerken, tefchake-
len. Eindelyk eene Vooronderftellinge,
die honderd verfchillende Verfchynze-
len, op eene ongedwongene, verftaan-
bareen dus aannemelyke manieralle
te gelyk verklaartbehoeft niet langer
voor eene loutere Vooronderftellinge te
worden aangezien o neenwant zy
blyft geen Verzinfel, dat zy misfchien,
by hare eerfte uitvindinge, was; maar
word eene Meer- dan- Waarfchynelyke
Stellingeen die Stellinge klimt en ftygt
in geloofwaardigheid, naar mate men
zig bevlytigt, om haar met nog meer
onderfcheidene Proefondervindingen en
Waarnemingen te bekragtigen. Indien
men dit zoo niet begrypen wil, zie ik
geene kans, om een eenig Natuurkun
dig Theorema voor den dag te brengen;
en ik geloove niet, dat men de Natuur
kunde alleen zou willen aanzien, voor
eene jfamenfchakelinge van Trohlemata