I Vrage voor t jaar mdcclxxir. 65 merdam en reaumur, iemand gebo ren zou wordendiein de huishoudin- ge der Byenzeldfaamheden ontdekken zou, welke zy niet gezien hadden? En evenwel heeft men, met een volkomen vertrouwen, die uitmuntende Mannen en hunne leerlingen Gevolgen zien trek ken, welke thans overhoop geworpen wordendoor de Proef- en Waarne mingen van het Lausnitfche Gezelfchap. Men had beflotendat de Werkbyen geene fexe haddeneene Gevolgtrekkin- ge voorwaardie met de Gemeene Wet ten der Nature niet flrookteen ook te verre voor uit liep. Insgelyks had men bevonden, naderhand, dat de Werkby en, nu en dan, Valfche Hommels voort- bragten, maar noit haars gelyken: ten minden, men had dit by Gevolgtrek- kinge opgemaakt, 't Zal er op aanko men, of ook die Gevolgtrekkinge niet tel verre voor uit loopten ik ben zeer nieuwsgierig, wat er op de Vrage van het Lausnitfche Gezelfchap, den 4 April 1771 opgegeven, door de Geleerden zal worden geantwoord. Zy luid aldus: welke zyn de Natuurkundige Oorzaken waarom de Byen welke men nu weet dat van het vrouwelijk gejlagt zynnim- deel, E mer.

Tijdschriftenbank Zeeland

Archief | 1775 | | pagina 99