ii6 e. p. swagerman over
van het Jongetje hier vooren gemeld.
Want my is met zekerheid berigt, dat
men dit gebrek, in zynen voortgang,
heeft zoeken te fluiten, door rondom
hetzelve infnydingen te maakenmet
oogmerk om daar door deszelfs voeding
te beteugelen dochuit het gevolg
btykt de onzeekerheid dezer proefnee-
minge (i).
Dat'er echter eenig vermogen, inde
deelen, dusdanig reeds ontaart, plaats
kan hebbenniet alleen ter verbeete-
ring maar zelfs tot vernietiging van zo
danig een gebrek, oordeel ik uit de vol
gende waarneeminge bellisfend te kon-
nen bewyzen.
Aan een Kindoud 5 weekennam de
Heer lotze, in't jaar 1760, door bran
ding een vleesch-gezwel uit den bovenlip
weg, terwyl 'er, ter wederzyde, nog
twee kleine beginfelen van vleesch-ge-
zwellen aan de top der neus overblee-
ven. Naauwlyks was het eerstgemelde
geneezen, of men ontdekte een zo fpoe-
dige toeneeming der twee nagebleeve-
ne, dat de ganfche neus, binnen korten
tyddaar door zulk een afgryfelyk aan
zien
(i) HELVVIGIUS, Obf. 35. BORELLXUS, HtSt.<&Qb-
ferv. rarior. wed. pbyj. 49.