zeligheid, even als iemand die door den wyn bevangen is: over dit ongemak heb ik ook den Lyder bovengemeld ver- fcheidene maaien hooren klaagen; doch het was in beiden van korten duur. Het goed gevolg in het gebruik des Spiritus, by het voorgaande uitwas, overreedde my ras denzelven hier ook te beproeven. Hierom beftreek ik hetzel ve, den volgenden dag, door middel van een penceel daar medezynde met water tot dezelfde maate verflapt: en ziende, dat hem deszelfs gebruik niet hinderlyk en voor zyn ongemak voor- deelig was, heb ik daar mede ruim ze ven weeken aangehouden. Maar, wyl het toen, nog met een klein gedeelte, boven den ingang des binnenben wegs bleef uitpuilenging ik over tot het ge bruik van den zuiveren Geest: enfchoon dezelve hem meerder gevoelige prik keling verwekte, echter verhinderde dee- ze my niet, daar mede omtrent even lang aan te houden. Op deezen tyd was ik met de vernieling des gebreks zo ver re gevorderd, dat het met den binnen weg een gelyke vlakte maakte. Ik be proefde ten laatflen ook nog de witte Vitrioolmaar, telkens de fcheiding, I 4 van DEN SPIRITUS SALIS MARINI. 135

Tijdschriftenbank Zeeland

Archief | 1776 | | pagina 209