IÖ2 G. GREEVE OVER drie en een halven duim lang, en twee duim van bóven breed, behalven noch de fcheur die door het geheele voor hoofdsbeen heen ging. Hoe veele Ly- ders zyn er niet omgekomen die reeds 't eerfte gevaar hunner hoofdwonden hadden doorgedaan, en in wien de herftelling der zintuigen reeds blykbaa- re hoop ter herllelling gaf, door een Fungus die zich door een geboorde Trepaans opening verhief? Hoe veel konstgrepen zyn er voormaals niet op zo een Fungus gebezigd de affnyding afbinding of vertering door bytmidde- len, hadden allen even meest aadelyke gevolgen. Dit gedugt toeval had ik hier niet minder te vreezenmaar aanftonds daar op bedacht zynde, ging ik het te gen door eerst de verlooren zelfltandig- heid van het been te vullenmet een door gaat loode plaatje, terwyl ik door een konstigehand er een, na de uitgenomen beenftukken van zilver liet maken; het was in zyn bodem doorboord met gaatjes, en met een omgefouldeerden randdie byna de dikte van 't Cranium had, voorzien op dezen rand waren twee diverfche ityltjes vastgehegt, die met haar vier uitfteken- de hoeken, als het plaatje geappliceerd was t

Tijdschriftenbank Zeeland

Archief | 1776 | | pagina 236