GENEZENE HOOFDWONDEN. 169 delen, hoe droog en fchraal ook gefmeerd, maakten meer etteren 't vleesch 'Bun geus-, zeer dun lood, 't geen door de Es- fayeurs tot de zilver proeven gebruikt word, zou voordeel hebben gedaan, maar men kon het niet lang bezigen, omdat het niets abforbeerdeen daardoor wierd de plaats van de beenwond te vogtig. De Vitriool- Heen over de randen geftre- kendeed ook niets aan 't oogmerk der heeling. Dit duurdezonder dat men zeg gen kon iets ter genezing van de zyde der wond gevorderd te zyn, tot den 18. September, wanneer de Lyder, (dienu reeds over huis ging) de matigheid die hy in eten en drinken gehouden had, te buiten ging; hy at ter fluip eenige lepels graauw Erten met braadveten een ftuk- je gebraden osfen vleeschen vervol gens veel groente. Hier door kreeg hy 'savonds een fterke koorts met walging en brakingen had een zeer onrustigen nagt. De wond deelde aanftonds in dit toevaleen Eryjipelas bezette de heele zyde des hoofds en viel als een uitwen dig vergift op de reeds gemaakte nieuwe huid, waardoor veel vernield wierd; en in de wond zelfs had men eenige Hippen, als of ze door een bytfleen gemaakt wa- L 5 ren.

Tijdschriftenbank Zeeland

Archief | 1776 | | pagina 243