l8o G. GREEVE OVER met welk een fterk geweld 't Cerebrum zich zocht te verheffenen ter been-wond door te dringenten welken einde ik verpligt was om het verband door een fterk fluitende Capeline-band te onder- fleunen. Deze vleiende teekenen van voorfpoed duurden tot den 10 dag van des lyders ongeluk; want in dien nagt overviel hem een zware aanval van aam borstigheid men berigtte ons dat hy ge zond zynde nu en dan daar aanvallen van gehad hadmaar dit toeval eindig de met een verfchikkelyken hoest, waar door hy zeer vermoeid en rusteloos het overige van den nagt doorbragt. 's Mor gens zynde nu den n. dag vond ik hem zeer verzwakt, zyn fpraak was op nieuw belemmerd, en de beweging van zyn rechterbeen van de heup af tot de tee- nentoe, daar tot noch toe geen letfel aan befpeurd was, was byna geheel weg. By het verband vond ik (hoewel de hoest nu volkomen ophield,) zo een fterke ftootende beweging van de her fens tegen de beledigde plaats, dat zelfs myn hand, hoe drukkende ook, op het verband gelegddaar door telkens op- geligt wierd. 't Verband echter afgeno men hebbende, vond ik de goede ver- et«

Tijdschriftenbank Zeeland

Archief | 1776 | | pagina 254