202 G. DE WITT OVER DE den één den ander overwaardoor zy aangetast worden. IV. Sommige Schryvers meenen, dat deze overbrenging ook kan toege- fchreven worden aan de vliezenwelke aan deze deelen gemeen zyn: maar de ondervinding leertdat de vliezen hun gevoel verliezen, zodra zy geene ge- meenfchap met de zenuwen meer heb ben dan een vlies heeft geen gevoel als voor zo ver zulks door de zenuwen welke zig daar in verfpreidente weeg gebragt wordt. Ook gebeurt het, dat een deel, 't welk het ander tot medely- den brengt, zeer ver van 't zelve afge legen is; ja zelfs dat alle die deelen, welke tusfchen beiden gelegen zyn, in 't geheel niet lyden. Hoe zoude het dan mogelyk zyn, dat een vlies zodanige toevallen in een ander deel zoude over brengen, zonder die genen, welke tus fchen beiden gelegen zyn, aan te doen? V. Eenige der aanhangers van dit gevoelen verbeelden zigdat de vliezen hunne bewegingen aan andere deelen door flingeringen te weeg brengenmaar wie zoude kunnen geloovendat de vliezen van

Tijdschriftenbank Zeeland

Archief | 1776 | | pagina 276