204 G. DE WITT OVER DE ander deel gevoerd, waar door de va ten in zodanig deel fterker opgezet wor den, de zenuwen op die plaats door ha re werking prikkelen, en dan dus of zodanig verfchynfel veroorzaken. £j. VII. Wy hebben reeds betoogd, dat deze geneigdheid niet afhing van de vliezen Ven dat fchoon de vaten daar toe iets fchynen by te brengendit nog- thans niet anders gefchiedt als door de werking van de zenuwen op dezelven VI. Hier uit volgt', dat de zenuwen de eenigfte deelen zynwaar door de medelydenheid der deelen onder elkan der onderhouden wordt. VIII. De zenuwen zyn daar toe ook het beste gefchikt, want zy zyn ie der op zig zelve uit verfcheide vezeltjes zaamgefleld, welke als bundelswys aan elkander gevoegd zyn, zodanig dat in derzelver voortgang en verdeeling deze vezeltjes zig maar van den bundel (om zo te fpreken) affcheiden, en als dan onder den naam van takken zig in de ver- fchillende deelen verfpreiden. Wanneer men dit overweegt, zo valt het niet moeielyk te begrypen, dat de zenuw- i ve-

Tijdschriftenbank Zeeland

Archief | 1776 | | pagina 278